Agenda
_
BEVESTIGING VAN AMBTSDRAGERS
Preek over Exodus 18 : 17 - 21
1. Begroeting en mededelingen
2. Zingen: Gezang 225 : 1 en 4 - De samenvatting van de dienst
3. Stil gebed - Votum en Groet
Verootmoediging
4. Gezongen schuldbelijdenis: Psalm 103 : 3
5. Genadeverkondiging: Johannes 3 : 36
Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven;
wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel,
Gods toorn blijft op hem rusten.
Zingen: Psalm 103 : 5
6. Hoofdsom:
Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Dat is het grootste en eerste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk:
Heb uw naaste lief als uzelf
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.
Zingen: Psalm 103 : 9
7. Dienst van het Woord
Gebed om de leiding van de Heilige Geest
Schriftlezing: Exodus 18 : 1 - 27
Zingen: ELB 246 : 1
Schriftlezing: 1 Petrus 3 : 8 - 15
Zingen: ELB 246 : 2 en 3
De kinderen gaan naar de nevendienst
Verkondiging
Zingen: Gezang 303 : 2, 5
8. Bevestiging en afscheid van ouderlingen en diakenen
Formulier:
Inleiding
De kerkenraad heeft u tweemaal de namen van de broeders bekendgemaakt die tot ouderling en diaken gekozen zijn, om na te gaan of iemand een gegrond bezwaar tegen hun bevestiging had in te brengen. Gelukkig waren zulke bezwaren niet aan de orde. Daarom worden deze broeders nu in de naam van onze Heer in hun ambt bevestigd.
Onderwijs
Als het hoofd van de kerk zorgt Christus vanuit de hemel voor zijn gemeente op aarde. Daarvoor neemt hij mensen in dienst. De apostel Paulus wijst daarop, met de woorden: … hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd.
Als de goede herder zorgt hij voortdurend voor zijn kudde en stelt hij herders aan om in zijn naam de schapen te weiden.
1 Ef. 4:11,12. 2 Joh.10:11. 3 1 Petr. 5:1-4; Jer. 3:15; 23:4. 4 Ex. 19:7; 2 Sam. 5:3. 5 Hand. 14:23.
6 1 Tim. 5:17. 7 1 Tim. 4:14.
(Over ouderlingen:)
Oudsten vinden we al in het Oude Testament; ze bekleedden daar een leidende functie.
In het Nieuwe Testament lezen we dat de apostelen, door de Geest van Christus geleid, in elke gemeente oudsten aanstelden.
Er waren in de vroegchristelijke kerk oudsten die leiding gaven – bij ons ouderlingen genoemd - én oudsten die daarnaast preekten en onderwijs gaven, onze dienaren van het woord of predikanten. Met hen vormen de ouderlingen de kerkenraad. Door de leiding van de gemeente toe te vertrouwen aan de ouderlingen met de predikanten, beschermt Christus zijn kerk tegen heerszuchtig optreden van enkelingen.
Over de taak van de ouderlingen spreekt het Nieuwe Testament op diverse plaatsen.
Samen met de predikanten moeten ze als herders de gemeente besturen en verzorgen.
8 1 Petr. 5:2; Hand. 20:28-31. 9 1 Tess. 2:11,12. 10 1 Tess. 5:14; Tit. 1:9. 11 Matt. 18:15-18.
12 Tit. 1:7. 13 1 Kor. 14:33. 14 Hand. 20:28-31. 15 1 Tim. 4:7,8; 2 Tim. 3:16,17. 16 Marc. 10:45;
Luc. 22:27.
In de eerste plaats letten ze erop dat ieder lid van de gemeente zich met woord en daad gedraagt in overeenstemming met het evangelie.
Ze bezoeken de leden van Christus’ gemeente om hen met het woord van God te troosten, te waarschuwen en te onderwijzen.
Hen die zich in leer of leven slecht gedragen, wijzen ze terecht en ze zorgen ervoor dat doop en avondmaal niet ontheiligd worden. Op hen die bewust in zonde blijven leven, passen ze de christelijke tucht toe.
In de tweede plaats zorgen ze er als beheerders van Gods huis voor dat alles in de gemeente vreedzaam en ordelijk toegaat, en wel zo als Christus het geboden heeft.
Ze letten erop dat niemand een ambt bekleedt in de gemeente zonder daartoe op een wettige manier geroepen te zijn. De predikanten helpen ze met raad en daad.
In de derde plaats houden de ouderlingen toezicht op leer en leven van de dienaren van het woord. Er mag immers geen dwaalleer worden verkondigd en de gemeente moet in elk opzicht worden opgebouwd. De apostel Paulus draagt de oudsten op waakzaam te zijn en ervoor te zorgen dat geen wolven de schaapskooi van Christus binnendringen.
De ouderlingen zullen deze taken kunnen vervullen als ze Gods woord ijverig bestuderen en zich oefenen in het dienen van God.
Over diakenen:)
De Schriften leren ons dat barmhartigheid betoon voortvloeit uit de liefde van Christus. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde zich over velen die in nood waren.
In navolging van haar Heer zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek leed. Ieder kreeg naar wat hij nodig had.
17 Joh. 13:15.
18 Hand. 2:45; 4:32-37.
19 Mat.25:31-46; Rom. 12:13; Hebr. 13:2,16; 1 Petr. 4:9; Deut. 14:28,29; 16:11,14; 24:19-21.
20 Fil. 1:1; 1 Tim. 3:8-13.
21 Hand. 6:1-7.
22 Hand. 11:29; 2Kor. 8,9; 1 Tim. 5:16; Rom. 12:8.
23 1 Tess. 3:12; 2 Petr. 1:7.
24 Gal. 6:10.
De Heer roept ook nu op tot het betonen van gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid, om zwakken en hulpbehoevenden volop te laten delen in de blijdschap van Gods volk.
In de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven in ziekte, eenzaamheid of armoede.
Met het oog op deze hulpverlening heeft Christus diakenen aan zijn gemeente gegeven.
We lezen hoe de apostelen speciale ambtsdragers lieten kiezen, toen ze zelf niet meer in staat waren al het werk in de kerk naar behoren te verrichten.
De diakenen moeten ervoor zorgen dat de hulpverlening in en door de gemeente goed verloopt.
Ze bezoeken de gemeenteleden thuis om zich op de hoogte te stellen van hun moeiten of om hen aan te sporen tot hulpbetoon. Ze inventariseren de gaven van de gemeenteleden en zetten die in waar dat nodig is. Bovendien zamelen ze de giften uit de gemeente in, beheren die en delen die in de naam van Christus uit. Ze bemoedigen hen die de liefdegaven van Christus ontvangen, met het woord van God. De heilige Geest brengt eenheid in de gemeente en laat die ervaren aan het heilig avondmaal. De diakenen spannen zich er met woord en daad voor in dat deze eenheid zichtbaar wordt in de onderlinge liefde.
Zo zullen we als gemeente groeien in liefde voor elkaar en voor alle mensen.
Zingen: Psalm 134 : 1
Gij dienaars aan de Heer gewijd
Zegent zijn naam te allen tijd.
Gij die des daags zijn gunst verwacht,
zegent zijn naam ook in de nacht.
Bevestiging
Geliefde broeders, u staat klaar om uw ambt op u te nemen. Ik verzoek u de volgende vragen te beantwoorden voor God en zijn heilige gemeente:
- Bent u ervan overtuigd dat God zelf u door zijn gemeente tot deze dienst heeft geroepen?
- Aanvaardt u de schriften van het Oude en Nieuwe Testament als het enige Woord van God en de volkomen leer van de verlossing, en wijst u alles af wat daarmee in strijd is?
- Belooft u in overeenstemming daarmee uw ambt trouw te vervullen en u daarbij met ontzag voor God in heel uw leven te gedragen?
Belooft u ook de vereiste geheimhouding te betrachten ten aanzien van wat bij de uitoefening van uw ambt (dienst) vertrouwelijk te uwer kennis wordt gebracht? - Belooft u u te onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht, in overeenstemming met de kerkorde, als u in leer of leven zondigt?
Wat is daarop uw antwoord? (Ja)
Zegen
Moge onze almachtige God en Vader u geven dat u deze dienst trouw en met goed resultaat zult vervullen. Amen
• De gemeente zingt de bevestigde ambtsdragers staande toe op de
wijze van Ps. 134:
Doe Gij hun werk gelukken, HEER,
en laat het strekken tot Uw eer.
Gij Licht der wereld, ja doorschijn
geheel hun doen, geheel hun zijn.
Zij mogen leven door Uw kracht,
de taak door U hen toegedacht
volbrengend als een heerlijk blijk
van Christus' komend Koninkrijk.
• Vraag aan de gemeente, die blijft staan:
Gemeente van Christus, ontvangt u deze broeders in uw midden als
dienstknechten van God? Luistert u naar hen? Belooft u om met hen
mee te bidden, mee te werken en mee te strijden?
De gemeente antwoordt: Dat beloven wij!
Uw ja-woord wordt bevestigd met het staande zingen van Lied 218 :1 uit
de Evangelische Liedbundel:
Samen in de naam van Jezus,
heffen wij een loflied aan.
Want de Geest spreekt alle talen
en doet ons elkaar verstaan.
Samen bidden, samen zoeken,
naar het plan van onze Heer.
Samen zingen en getuigen,
samen leven tot zijn eer.
Afscheid
Alle ambtsdragers en leden van het pastorale team zingen:
ELB 218 : 2 en 3
Heel de wereld moet het weten
dat God niet veranderd is.
En zijn liefde als een lichtstraal
door dringt in de duisternis.
’t Werk van God is niet te keren
omdat Hij er over waakt,
en de Geest doorbreekt de grenzen
die door mensen zijn gemaakt.
Prijst de Heer, de weg is open
naar de Vader, naar elkaar.
Jezus Christus, Triomfator,
mijn Verlosser, Middelaar.
Vader, met geheven handen
breng ik U mijn dank en eer.
’t Is uw Geest die mij doet zeggen:
Jezus Christus is de Heer!
Dienst der gebeden
Heer God, hemelse Vader, we danken u, dat u ons ouderlingen en diakenen gegeven hebt die met uw Geest vervuld zijn om uw gemeente op te bouwen. Verleen hun steeds meer de gaven die zij nodig hebben: wijsheid, vrijmoedigheid, barmhartigheid en onderscheidingsvermogen, opdat ieder zijn ambt zo vervult als u dat vraagt. Schenk hun uw genade, opdat ze hun dienst trouw vervullen zonder zich te laten ophouden door moeite of verdriet.
Zegen ons als gemeente, waarover ze zijn aangesteld. Laat ieder van ons zich aan de goede waarschuwingen van de ouderlingen onderwerpen en hen eren om hun ambt. Geef dat we elkaar vurig liefhebben. Zorg ervoor dat we de diakenen met blijdschap alles geven wat ze nodig hebben om de hulp die ze willen verlenen ook werkelijk te kunnen geven. We bidden u: rust ons door de dienst van deze ambtsdragers toe voor het werk in uw dienst, zodat het lichaam van Christus opgebouwd wordt.
Dankzegging en voorbeden:
Verhoor ons, barmhartige Vader, door uw geliefde Zoon, onze Heer Jezus Christus. In zijn naam bidden we u: Onzevader
9. Inzameling van de gaven
10 Zingen: Gezang 314 : 3 en 4
11. Zegen